De generatie architecten die in dit boek aan het woord komt, speelde gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw een cruciale rol in de stedelijke ontwikkeling van Nederland.
Als hoofdrolspelers in het publieke debat leverden zij echter ook een belangrijke bijdrage aan het denken over architectuur in ons land. Bijna zonder uitzondering waren deze architecten lid van adviescommissies, rijksbouwmeester of hoogleraar, waardoor hun invloed op beleid en onderwijs minstens zo groot was als hun bouwproductie.
In dit boek maken deze 'bouwmeesters' de balans op van hun bijdrage aan de architectuur en ontvouwen zij hun visie op het vak. De basis van het boek wordt gevormd door de lezingen die zij hielden voor de lezingenserie in het Nederlands Architectuurinstituut georganiseerd door de Vereniging Vrienden van het NAi. Voor deze uitgave zijn de lezingen uitvoerig bewerkt.
De generatie architecten die in dit boek aan het woord komt, speelde gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw een cruciale rol in de stedelijke ontwikkeling van Nederland.
Als hoofdrolspelers in het publieke debat leverden zij echter ook een belangrijke bijdrage aan het denken over architectuur in ons land. Bijna zonder uitzondering waren deze architecten lid van adviescommissies, rijksbouwmeester of hoogleraar, waardoor hun invloed op beleid en onderwijs minstens zo groot was als hun bouwproductie.
In dit boek maken deze 'bouwmeesters' de balans op van hun bijdrage aan de architectuur en ontvouwen zij hun visie op het vak. De basis van het boek wordt gevormd door de lezingen die zij hielden voor de lezingenserie in het Nederlands Architectuurinstituut georganiseerd door de Vereniging Vrienden van het NAi. Voor deze uitgave zijn de lezingen uitvoerig bewerkt.
De bijdragen worden voorafgegaan door een essay van Hans van Dijk, die de vraag opwerpt of deze architecten een rolmodel vervulden voor hun eigen generatie, terwijl Lara Schrijver in een afsluitend essay onderzoekt welke betekenis deze 'bouwmeesters' hebben voor de huidige generatie.
