Gijsbert Friedhoff (1892-1970) studeerde in 1918 af als bouwkundig ingenieur aan de Technische Hoogeschool in Delft. Van zijn hoogleraar Henri Evers leerde Friedhoff monumentaal en ambachtelijk te bouwen, met aandacht voor bestaande tradities en materialen en de toepassing van beeldende kunst in en aan gebouwen. In de jaren twintig ontwikkelde Friedhoff zich tot een ‘sensitief weger van aesthetische waarden’. Hij liet zich beïnvloeden door eigentijdse Scandinavische architectuur en kunst. Hoogtepunt uit deze periode is het Raadhuis in Enschede (1929), waarin Friedhoff stedenbouw, architectuur, inrichting en kunstzinnige afwerking uiterst zorgvuldig op elkaar afstemde.
Eind jaren dertig werd Friedhoff stadsarchitect van Haarlem en in die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor tal van openbare scholen en gebouwen aldaar. De sobere ronde Aula (1936) op de Nieuwe Algemene Begraafplaats intrigeert als ontwerp het meest. In 1946 kwam Friedhoff als rijksbouwmeester voor de opgave te staan het Nederlandse bestuursapparaat van een representatieve huisvesting te voorzien. In Den Haag ontwierp hij onder meer de grootse gebouwen voor de Ministeries van Onderwijs, Landbouw en Oorlog. Op zijn eveneens monumentale Rijksbelastingkantoor in Amsterdam (1958) kwam echter veel commentaar; critici vonden het imposante, strenge bakstenen ‘dwangbevel’ ingehaald door de tijd. Deze kritiek raakte Friedhoff zeer. Hij verliet hetzelfde jaar nog de Rijksgebouwendienst en werkte verder als particulier architect tot zijn dood in 1970.
Friedhoff was gedurende zijn vijftigjarige carrière actief als architect, stedenbouwkundige, meubel- en interieurontwerper, schrijver, polemist en supervisor. Constante factoren in zijn veelzijdige oeuvre zijn ambachtelijkheid en duurzaamheid met een sterke hang naar zorgvuldigheid, functionaliteit en degelijkheid. Deze monografie brengt voor het eerst Friedhoffs complete oeuvre in beeld.
David Geneste studeerde kunst- en architectuurgeschiedenis aan de Universiteit Leiden en publiceert over architectuur. Van 2003 tot 2005 werkte hij voor Stichting bonas onder meer aan monografieën over de architecten L. en J.A. van der Laan en Jan Verheul Dzn.
Gijsbert Friedhoff (1892-1970) studeerde in 1918 af als bouwkundig ingenieur aan de Technische Hoogeschool in Delft. Van zijn hoogleraar Henri Evers leerde Friedhoff monumentaal en ambachtelijk te bouwen, met aandacht voor bestaande tradities en materialen en de toepassing van beeldende kunst in en aan gebouwen. In de jaren twintig ontwikkelde Friedhoff zich tot een ‘sensitief weger van aesthetische waarden’. Hij liet zich beïnvloeden door eigentijdse Scandinavische architectuur en kunst. Hoogtepunt uit deze periode is het Raadhuis in Enschede (1929), waarin Friedhoff stedenbouw, architectuur, inrichting en kunstzinnige afwerking uiterst zorgvuldig op elkaar afstemde.
Eind jaren dertig werd Friedhoff stadsarchitect van Haarlem en in die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor tal van openbare scholen en gebouwen aldaar. De sobere ronde Aula (1936) op de Nieuwe Algemene Begraafplaats intrigeert als ontwerp het meest. In 1946 kwam Friedhoff als rijksbouwmeester voor de opgave te staan het Nederlandse bestuursapparaat van een representatieve huisvesting te voorzien. In Den Haag ontwierp hij onder meer de grootse gebouwen voor de Ministeries van Onderwijs, Landbouw en Oorlog. Op zijn eveneens monumentale Rijksbelastingkantoor in Amsterdam (1958) kwam echter veel commentaar; critici vonden het imposante, strenge bakstenen ‘dwangbevel’ ingehaald door de tijd. Deze kritiek raakte Friedhoff zeer. Hij verliet hetzelfde jaar nog de Rijksgebouwendienst en werkte verder als particulier architect tot zijn dood in 1970.
Friedhoff was gedurende zijn vijftigjarige carrière actief als architect, stedenbouwkundige, meubel- en interieurontwerper, schrijver, polemist en supervisor. Constante factoren in zijn veelzijdige oeuvre zijn ambachtelijkheid en duurzaamheid met een sterke hang naar zorgvuldigheid, functionaliteit en degelijkheid. Deze monografie brengt voor het eerst Friedhoffs complete oeuvre in beeld.
David Geneste studeerde kunst- en architectuurgeschiedenis aan de Universiteit Leiden en publiceert over architectuur. Van 2003 tot 2005 werkte hij voor Stichting bonas onder meer aan monografieën over de architecten L. en J.A. van der Laan en Jan Verheul Dzn.