Extra informatie

Lexicon van de architectuur van de twintigste eeuw | Vittorio Magnago Lampugnani | 9789058751140

Dubbelklik op de afbeelding voor groot formaat

Uitzoomen
Inzoomen

Lexicon van de architectuur van de twintigste eeuw

Auteur:Vittorio Magnago Lampugnani

Uitgever:SUN

ISBN: 978-90-5875-114-0

  • Paperback
  • Nederlands
  • 576 pagina's
  • 17 nov. 2006

Het 'Lexicon van de architectuur van de twintigste eeuw' is een monumentaal naslagwerk over de architectuur van de twintigste eeuw. Het telt 523 trefwoorden en meer dan 700 afbeeldingen, geschreven en bijeengebracht door tal van specialisten, onder wie Kenneth Frampton, Kurt W. Forster, Vittorio Gregotti en Reyner Banham.

De belangrijkste architecten van de twintigste eeuw, de stromingen en groepen alsook de architectonische prestaties van afzonderlijke landen komen aan bod. De geest waarin dit lexicon is opgezet, wordt door de hoofdredacteur Vittorio Lampugnani verwoord in de stellingname: 'Onder architectuur verstaan wij de wetenschap en de kunst van het bouwen die uitgaat boven de zuivere noodzakelijkheid en overwegingen van louter nut.' Niet langer vormt de Moderne Beweging het criterium voor de selectie, maar er wordt een nieuw, dynamischer begrip van architectuur gehanteerd. Niet het woord, maar de (formele) materialiteit, de objecten en vakmatige vertogen staan centraal.

We vinden in dit 'Lexicon van de architectuur van de twintigste eeuw' alle grote meesters, zoals Berlage en Behrens, Mies van der Rohe en Le Corbusier, Wright en Aalto, Oud en Gropius. Daarnaast worden figuren besproken die enigszins in de schaduw zijn gebleven, zoals Tessenow en Terragni. Aan de naoorlogse architecten en de actualiteit wordt ruime aandacht besteed. Behandeld worden onder anderen Rossi, Diener en Diener, Zumthor, Herzog en De Meuron, Kollhoff en Leon Krier.

Het 'Lexicon van de architectuur van de twintigste eeuw' is een monumentaal naslagwerk over de architectuur van de twintigste eeuw. Het telt 523 trefwoorden en meer dan 700 afbeeldingen, geschreven en bijeengebracht door tal van specialisten, onder wie Kenneth Frampton, Kurt W. Forster, Vittorio Gregotti en Reyner Banham.

De belangrijkste architecten van de twintigste eeuw, de stromingen en groepen alsook de architectonische prestaties van afzonderlijke landen komen aan bod. De geest waarin dit lexicon is opgezet, wordt door de hoofdredacteur Vittorio Lampugnani verwoord in de stellingname: 'Onder architectuur verstaan wij de wetenschap en de kunst van het bouwen die uitgaat boven de zuivere noodzakelijkheid en overwegingen van louter nut.' Niet langer vormt de Moderne Beweging het criterium voor de selectie, maar er wordt een nieuw, dynamischer begrip van architectuur gehanteerd. Niet het woord, maar de (formele) materialiteit, de objecten en vakmatige vertogen staan centraal.

We vinden in dit 'Lexicon van de architectuur van de twintigste eeuw' alle grote meesters, zoals Berlage en Behrens, Mies van der Rohe en Le Corbusier, Wright en Aalto, Oud en Gropius. Daarnaast worden figuren besproken die enigszins in de schaduw zijn gebleven, zoals Tessenow en Terragni. Aan de naoorlogse architecten en de actualiteit wordt ruime aandacht besteed. Behandeld worden onder anderen Rossi, Diener en Diener, Zumthor, Herzog en De Meuron, Kollhoff en Leon Krier.

Ook Nederland is volop aanwezig in trefwoorden, gewijd aan afzonderlijke architecten(bureaus), onder meer Coenen, Van Berkel en Mecanoo, maar er is tevens een overzichtsartikel dat enkel de architectuur en de architectonische ontwikkeling in Nederland tot onderwerp heeft

Recent bekeken