Twee gebonden boeken, elk met stofomslag en leeslint, samengevoegd in een cassette: dat is deze monografie over architect Jan de Jong, een vergeten grootmeester van de Nederlandse bouwkunst.
De Brabantse architect Jan de Jong (1917-2001) was de tovenaarsleerling van monnik-architect dom Hans van der Laan (1904-1991). Deze monnik is nu wereldberoemd om zijn architectuurtheorie op basis van zijn 'plastische getal', en vooral om de paar verstilde kloosters die hij bouwde zoals zijn eigen abdij Benedictusberg (1956/67) in Vaals. De Jong was zijn meest briljante en uiterst productieve leerling maar schuwde de publiciteit. Zijn bekendheid kromp tot de selecte kring van mensen die zijn gebouwen kenden.
Deze monografie brengt eerherstel voor Jan de Jong en werpt nieuw licht op dom Hans van der Laan. Diepgaand onderzoek van de auteurs bracht aan het licht dat het vooral Jan de Jong was die het plastische getal tot bloei bracht. Hij paste het toe in baanbrekend moderne architectuur, op een moment dat dom Hans van der Laan zelf nog nauwelijks bouwde. Jan de Jong zou het plastische getal bovendien zijn hele leven trouw blijven en er telkens nieuwe toepassingen voor vinden. De monografie beschrijft het rijke en veelzijdige oeuvre van De Jong dat nu voor het eerst volledig is ontsloten, op een manier die het plastische getal voor iedereen toegankelijk maakt.
De monografie bevat twee gebonden boeken, elk 277 pagina's. Deze delen zijn doorlopend genummerd maar inhoudelijk complementair.
Deel 1 verhaalt over het leven van De Jong, en alle achtergronden: Een uitgebreide beschrijving hoe Jan de Jong de theorie van dom Hans van der Laan tot zich nam; de herinneringen van ir Wim Ramselaar bi (in de jaren zestig medewerker op het bureau van De Jong) aan Jan de Jong; een reconstructie van de stedenbouwkundige theorie (volgens het plastische getal) waaraan Jan de Jong tot aan zijn dood heeft gewerkt. Lang is gedacht dat zijn theorie onbegrijpelijk, ontoegankelijk en wellicht zelfs onsamenhangend was; de auteurs zijn er in geslaagd uit de vele, vele stapels manuscripten en tekeningen de opvattingen van De Jong op een rij te zetten en ze tonen aan dat diens stedenbouwkundige theorie meer lagen kent en meer belangwekkend is dan tot nu toe werd aangenomen.
Deel 2 toont gedetailleerd een analyse van een rijke selectie van De Jongs belangrijkste werken waarbij zijn toepassing van het plastische getal (ook in de stedenbouw!) wordt uitgelegd; plus een complete werkenlijst; en uitgebreid register op beide delen.
De cassette voegt hieraan nog iets toe. Hierop is De Jongs belangrijkste instrumentarium afgebeeld, zijn 'spoorboekje' en zijn 'stedebouwkundige abacus', beide met matenreeksen van het plastische getal.
Twee gebonden boeken, elk met stofomslag en leeslint, samengevoegd in een cassette: dat is deze monografie over architect Jan de Jong, een vergeten grootmeester van de Nederlandse bouwkunst.
De Brabantse architect Jan de Jong (1917-2001) was de tovenaarsleerling van monnik-architect dom Hans van der Laan (1904-1991). Deze monnik is nu wereldberoemd om zijn architectuurtheorie op basis van zijn 'plastische getal', en vooral om de paar verstilde kloosters die hij bouwde zoals zijn eigen abdij Benedictusberg (1956/67) in Vaals. De Jong was zijn meest briljante en uiterst productieve leerling maar schuwde de publiciteit. Zijn bekendheid kromp tot de selecte kring van mensen die zijn gebouwen kenden.
Deze monografie brengt eerherstel voor Jan de Jong en werpt nieuw licht op dom Hans van der Laan. Diepgaand onderzoek van de auteurs bracht aan het licht dat het vooral Jan de Jong was die het plastische getal tot bloei bracht. Hij paste het toe in baanbrekend moderne architectuur, op een moment dat dom Hans van der Laan zelf nog nauwelijks bouwde. Jan de Jong zou het plastische getal bovendien zijn hele leven trouw blijven en er telkens nieuwe toepassingen voor vinden. De monografie beschrijft het rijke en veelzijdige oeuvre van De Jong dat nu voor het eerst volledig is ontsloten, op een manier die het plastische getal voor iedereen toegankelijk maakt.
De monografie bevat twee gebonden boeken, elk 277 pagina's. Deze delen zijn doorlopend genummerd maar inhoudelijk complementair.
Deel 1 verhaalt over het leven van De Jong, en alle achtergronden: Een uitgebreide beschrijving hoe Jan de Jong de theorie van dom Hans van der Laan tot zich nam; de herinneringen van ir Wim Ramselaar bi (in de jaren zestig medewerker op het bureau van De Jong) aan Jan de Jong; een reconstructie van de stedenbouwkundige theorie (volgens het plastische getal) waaraan Jan de Jong tot aan zijn dood heeft gewerkt. Lang is gedacht dat zijn theorie onbegrijpelijk, ontoegankelijk en wellicht zelfs onsamenhangend was; de auteurs zijn er in geslaagd uit de vele, vele stapels manuscripten en tekeningen de opvattingen van De Jong op een rij te zetten en ze tonen aan dat diens stedenbouwkundige theorie meer lagen kent en meer belangwekkend is dan tot nu toe werd aangenomen.
Deel 2 toont gedetailleerd een analyse van een rijke selectie van De Jongs belangrijkste werken waarbij zijn toepassing van het plastische getal (ook in de stedenbouw!) wordt uitgelegd; plus een complete werkenlijst; en uitgebreid register op beide delen.
De cassette voegt hieraan nog iets toe. Hierop is De Jongs belangrijkste instrumentarium afgebeeld, zijn 'spoorboekje' en zijn 'stedebouwkundige abacus', beide met matenreeksen van het plastische getal.
Hilde de Haan (1949) en Ids Haagsma (1946) zijn zelfstandige architectuurpublicisten die sinds 1978 hun activiteiten bundelen in Architext, Haarlem. Ze schrijven voor vele vakbladen en publieke media, onder andere sinds 1988 als architectuurcritici voor de Volkskrant. Daarnaast publiceerden zij vele boeken, waaronder, in 2010, het standaardwerk: Gebouwen van het plastische getal. In 2012 verscheen hun eerste inventarisatie van het werk van Jan de Jong: Gebouwen van Jan de Jong, pionier van het plastische getal. Wim Ramselaar (1932-2013) studeerde in de jaren aan TH Delft, werkte van 1962-1968 bij Jan de Jong, en was vervolgens tot 1985 wetenschappelijk medewerker en docent aan de TU Eindhoven. Als erudiet docent en kritisch adept van dom Van der Laan heeft hij bij vele lichtingen aankomende architecten belangstelling gewekt voor het plastische getal.