De dood van Mao Zedong in 1976 betekende het einde van de Culturele Revolutie en een relatieve toename van vrijheden. Deze publicatie behandelt de kunst die vanaf de late jaren zeventig tot het midden van de jaren negentig in China ontstond. De kunst die toen werd gemaakt, wordt ook wel avant-gardekunst genoemd en vormt het begin van de Chinese moderne kunst. Kennis van deze avant-gardekunst blijkt cruciaal voor het begrip van de hedendaagse Chinese kunstwereld.
/ Also published in English
De dood van Mao Zedong in 1976 betekende het einde van de Culturele Revolutie en een relatieve toename van vrijheden. Deze publicatie behandelt de kunst die vanaf de late jaren zeventig tot het midden van de jaren negentig in China ontstond. De kunst die toen werd gemaakt, wordt ook wel avant-gardekunst genoemd en vormt het begin van de Chinese moderne kunst. Kennis van deze avant-gardekunst blijkt cruciaal voor het begrip van de hedendaagse Chinese kunstwereld.
Deze uitgave biedt een kunsthistorisch overzicht van de periode en gaat daarbij in op een selectie van werken van ca. 25 belangrijke kunstenaars waaronder: Huang Yong Ping, Wang Kepin, Huan Rui, Ma Desheng, Luo Zhongli, Fang Lijun, Zhang Xiaogang, Chen Danqing, Ai Xuan en He Duoling. In de essays beschrijven auteurs Eduardo Welsh, Francesca Dal Lago en Thomas Berghuis de achtergronden van deze periode, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de jaren tachtig (met bijzondere aandacht voor de Nameless Painting Society, een geheime kunstenaarsorganisatie tijdens de Culturele Revolutie) en de jaren negentig, waarin de performancekunst een belangrijke plaats inneemt.