Het boekje Dom Van der Laan in Waasmunster is een verrassend overzicht van de verscholen parels die deze internationaal vermaarde Nederlandse architect in Vlaanderen bouwde. De benedictijner monnik Hans van der Laan (1904-1991) is vooral bekend van de kloosterkerk (1968) die hij bij de abdij Benedictusberg in het Nederlands-Limburgse Vaals realiseerde. Dit boek laat zien dat hij meer en ook veelzijdiger heeft gebouwd. In Waasmunster kreeg hij de unieke kans twee zeer uiteenlopende kloosters tot stand te brengen. Ontdek Waasmunster als een schatkamer van wereldarchitectuur.
Het boek Dom Van der Laan in Waasmunster geeft een overzicht van alles wat Van der Laan in deze plaats teweeg bracht. Allereerst abdij Roosenberg (1978), een afgelegen gebouw voor een contemplatieve orde dat tot het allerbeste werk van Van der Laan behoort. Zijn architectuurtheorie rondom het plastische getal was net afgerond, en juist hier kreeg hij de kans dit gedachtegoed tot uitdrukking te brengen. Elke bezoeker ervaart meteen de unieke kwaliteiten: de sobere materialen, de verstilde ruimten en vooral ook de eenheid van het geheel dankzij de ordening die eraan ten grondslag ligt.
Het boekje Dom Van der Laan in Waasmunster is een verrassend overzicht van de verscholen parels die deze internationaal vermaarde Nederlandse architect in Vlaanderen bouwde. De benedictijner monnik Hans van der Laan (1904-1991) is vooral bekend van de kloosterkerk (1968) die hij bij de abdij Benedictusberg in het Nederlands-Limburgse Vaals realiseerde. Dit boek laat zien dat hij meer en ook veelzijdiger heeft gebouwd. In Waasmunster kreeg hij de unieke kans twee zeer uiteenlopende kloosters tot stand te brengen. Ontdek Waasmunster als een schatkamer van wereldarchitectuur.
Het boek Dom Van der Laan in Waasmunster geeft een overzicht van alles wat Van der Laan in deze plaats teweeg bracht. Allereerst abdij Roosenberg (1978), een afgelegen gebouw voor een contemplatieve orde dat tot het allerbeste werk van Van der Laan behoort. Zijn architectuurtheorie rondom het plastische getal was net afgerond, en juist hier kreeg hij de kans dit gedachtegoed tot uitdrukking te brengen. Elke bezoeker ervaart meteen de unieke kwaliteiten: de sobere materialen, de verstilde ruimten en vooral ook de eenheid van het geheel dankzij de ordening die eraan ten grondslag ligt.
Het klooster van de Mariazusters van Franciscus (1985) is minder bekend maar even belangwekkend. Van der Laan ontwierp dit voor dezelfde opdrachtgever als bij de abdij: de priester Henri Raemdonck. De Mariazusters staan vanouds midden in de maatschappij en dit klooster kreeg daarom een eigen karakter. De architectuur is eveneens sober en verstild maar past tegelijk naadloos in de dicht bebouwde Kerkstraat.
In het boek wordt dit rijke architectonische erfgoed belicht vanuit verschillende invalshoeken. Het gidsgedeelte toont, in woord en beeld, beide kloosters. Verder: een school (ontwerp Rik van der Laan), twee woningen (dom Van der Laan) en een kindertehuis aan de Sombekedries (door Van der Laans ‘privé-leerling’ Eric Verplancke).
Voor inzicht in de gedachtewereld van Van der Laan is een selectie gemaakt uit zijn eigen teksten, namelijk zijn Negen brieven uit 1975 over de bouw van abdij Roosenberg.
Drie opstellen van Van der Laan-kenners verdiepen dit inzicht nog. Caroline Voet gaat in op de maatvoering en situering van abdij Roosenberg, Dick Pouderoyen legt uit hoe Van der Laan hier zijn ideeën over stedenbouw fijnsleep, en Henri Raemdock bespreekt de grondbeginselen van de architectuur. In het historisch overzicht waarmee het boek begint, wordt de lange geschiedenis van de kloosters beschreven. Hier blijkt hoezeer alle beschreven bouwkunst samenhangt.