Deze editoe van OASE onderzoekt de herneming van de positie van de architect als reparateur van gebouwen. Wat als elk bouwelement op zijn herbruikbaarheid wordt onderzocht voordat het wordt ingezet?
De moderne beweging van de jaren 1920 schaarde zich in de crisisjaren (1929 - 1940) na de Eerste Wereldoorlog achter een programma van maatschappelijke hervorming. Daarbij werd de rationalisering en industrialisering van bouwprocessen omarmd en dienden efficiënte vormen van bouwen als essentiële bron voor het vinden van een architectonische vorm.
De noodzaak van economisch bouwen is in deze tijd, behalve op louter financiële overwegingen, sterk gebaseerd op de eindigheid van materiaal- en energiebronnen. Bouwen wordt daarbij in toenemende mate een praktijk van het repareren. Voor de architectuurdiscipline betekent het verbouwen en verder bouwen een paradigmaverschuiving, waarbij architecten zichzelf moeten heruitvinden als bricoleurs, knutselaars of, gewoon, als experts die verstand hebben van repareren. Daarbij komt niet alleen de nieuwste technologie om de hoek kijken, maar ook eeuwenoude kennis. Aan de hand van onder meer gesprekken tussen academici en praktiserende architecten wordt het rationaliteitsbegrip in de architectuur opnieuw beschouwd en onderzoekt OASE 119 hoe in verschillende contexten met deze verschuiving omgegaan wordt.
Met bijdragen van: Justin Agyin, Paul Bouet, Emmanuel Breton, Filippo Cattapan, Bart Decroos, Hülya Ertas, Kim Förster, Christoph Grafe, Priyanka Hutschenreiter, Irenée Scalbert, Sadia Rahman
Deze editoe van OASE onderzoekt de herneming van de positie van de architect als reparateur van gebouwen. Wat als elk bouwelement op zijn herbruikbaarheid wordt onderzocht voordat het wordt ingezet?
De moderne beweging van de jaren 1920 schaarde zich in de crisisjaren (1929 - 1940) na de Eerste Wereldoorlog achter een programma van maatschappelijke hervorming. Daarbij werd de rationalisering en industrialisering van bouwprocessen omarmd en dienden efficiënte vormen van bouwen als essentiële bron voor het vinden van een architectonische vorm.
De noodzaak van economisch bouwen is in deze tijd, behalve op louter financiële overwegingen, sterk gebaseerd op de eindigheid van materiaal- en energiebronnen. Bouwen wordt daarbij in toenemende mate een praktijk van het repareren. Voor de architectuurdiscipline betekent het verbouwen en verder bouwen een paradigmaverschuiving, waarbij architecten zichzelf moeten heruitvinden als bricoleurs, knutselaars of, gewoon, als experts die verstand hebben van repareren. Daarbij komt niet alleen de nieuwste technologie om de hoek kijken, maar ook eeuwenoude kennis. Aan de hand van onder meer gesprekken tussen academici en praktiserende architecten wordt het rationaliteitsbegrip in de architectuur opnieuw beschouwd en onderzoekt OASE 119 hoe in verschillende contexten met deze verschuiving omgegaan wordt.
Met bijdragen van: Justin Agyin, Paul Bouet, Emmanuel Breton, Filippo Cattapan, Bart Decroos, Hülya Ertas, Kim Förster, Christoph Grafe, Priyanka Hutschenreiter, Irenée Scalbert, Sadia Rahman