n dit zomernummer staan we stil bij de aanzwellende trend om in ruimtelijke opgaven op zoek te gaan naar gezamenlijkheid en gedeelde verantwoordelijkheid. In dit verband vallen termen als collectief eigenaarschap en ‘nieuwe commons’ – plekken, hulpbronnen, ruimtes, platforms (al dan niet online) waarover alle leden van een groep of samenleving samen de zeggenschap hebben. Oplossingen en innovaties vereisen samenwerking, buiten onze grenzen kijken, onze eigen (en vaak tegengestelde) belangen opzij zetten en met elkaar verbinden.
Dit geluid klinkt steeds vaker en luider. De Britse schrijver George Monbiot stelt in zijn boek ‘Out of the Wreckage’ (2017) dat het neoliberalisme is uitgewerkt en we op zoek moeten naar een verhaal van commons, waarin we samen en op basis van een gemeenschappelijk verlangen oplossingen vinden voor de vraagstukken van deze tijd.
Coöperatie staat daarin centraal, zegt Socrates Schouten, de onderzoeker van Waag Society die we voor dit dossier spraken. Dit vergt een gedeeld en gebalanceerd belang tussen verschillende partijen. De vakgebieden stedenbouw en landschapsarchitectuur zijn bij uitstek geschikt om dergelijke gedeelde belangen tussen partijen tot stand te brengen.
Tenminste, dat zouden ze moeten zijn. Want, zo schrijft architectuurhistoricus Michelle Provoost in haar essayistische inleiding, de ruimtelijke ontwerpdisciplines zijn sinds de jaren negentig versnipperd geraakt, geliberaliseerd en geprivatiseerd. Dat is zorgelijk, want de maatschappelijke vragen die nu op ons afkomen vereisen de vaardigheid van ontwerpers om nieuwe commons te smeden, om verhalen op te tuigen die belangen en stakeholders verbinden – om gezamenlijk deze grote opgaven te lijf te gaan.
In dit dossier aandacht voor twee projecten die het goede voorbeeld geven. Zoals het Ringpark, een initiatief van provinciaal adviseur Paul Roncken om het landschap rond de stad Utrecht een verbindend verhaal geven, om zo langetermijnbelangen van ondernemers, initiatiefnemers en overheden te verbinden en tegelijkertijd landschapskwaliteit te realiseren. En we gingen naar de Rotterdamse achterstandswijk Bospolder-Tussendijken, waar uiteenlopende partners de handen ineenslaan en waar bijvoorbeeld de energietransitie wordt gezien als hefboom om sociale gelijkheid te bevorderen.
Behalve met Socrates Schouten spreken we met bioloog en ontdekkingsreiziger Arita Baaijens – over haar pleidooi om de natuur in ontwerpprocessen een stem te geven – en geograaf Josse de Voogd en zijn oproep om in elk gebied en op elke plek rekening te houden met de sociale en culturele gelaagdheid.
Fotograaf Rubén Dario Kleimeer ging naar de Almeerse zelfbouwwijk Oosterwold, misschien wel hét project waar het common-denken in de praktijk wordt gebracht. Het motto daar: iedereen is welkom om zijn droom te realiseren, maar in ruil moeten zij samen alles zelf regelen. Hoe komt dit collectieve denken tot uiting in het landschap, de openbare ruimte, de architectuur? Dario Kleimeer laat het u zien.
In dit zomernummer staan we stil bij de aanzwellende trend om in ruimtelijke opgaven op zoek te gaan naar gezamenlijkheid en gedeelde verantwoordelijkheid. In dit verband vallen termen als collectief eigenaarschap en ‘nieuwe commons’ – plekken, hulpbronnen, ruimtes, platforms (al dan niet online) waarover alle leden van een groep of samenleving samen de zeggenschap hebben. Oplossingen en innovaties vereisen samenwerking, buiten onze grenzen kijken, onze eigen (en vaak tegengestelde) belangen opzij zetten en met elkaar verbinden.
Dit geluid klinkt steeds vaker en luider. De Britse schrijver George Monbiot stelt in zijn boek ‘Out of the Wreckage’ (2017) dat het neoliberalisme is uitgewerkt en we op zoek moeten naar een verhaal van commons, waarin we samen en op basis van een gemeenschappelijk verlangen oplossingen vinden voor de vraagstukken van deze tijd.
Coöperatie staat daarin centraal, zegt Socrates Schouten, de onderzoeker van Waag Society die we voor dit dossier spraken. Dit vergt een gedeeld en gebalanceerd belang tussen verschillende partijen. De vakgebieden stedenbouw en landschapsarchitectuur zijn bij uitstek geschikt om dergelijke gedeelde belangen tussen partijen tot stand te brengen.
Tenminste, dat zouden ze moeten zijn. Want, zo schrijft architectuurhistoricus Michelle Provoost in haar essayistische inleiding, de ruimtelijke ontwerpdisciplines zijn sinds de jaren negentig versnipperd geraakt, geliberaliseerd en geprivatiseerd. Dat is zorgelijk, want de maatschappelijke vragen die nu op ons afkomen vereisen de vaardigheid van ontwerpers om nieuwe commons te smeden, om verhalen op te tuigen die belangen en stakeholders verbinden – om gezamenlijk deze grote opgaven te lijf te gaan.
In dit dossier aandacht voor twee projecten die het goede voorbeeld geven. Zoals het Ringpark, een initiatief van provinciaal adviseur Paul Roncken om het landschap rond de stad Utrecht een verbindend verhaal geven, om zo langetermijnbelangen van ondernemers, initiatiefnemers en overheden te verbinden en tegelijkertijd landschapskwaliteit te realiseren. En we gingen naar de Rotterdamse achterstandswijk Bospolder-Tussendijken, waar uiteenlopende partners de handen ineenslaan en waar bijvoorbeeld de energietransitie wordt gezien als hefboom om sociale gelijkheid te bevorderen.
Behalve met Socrates Schouten spreken we met bioloog en ontdekkingsreiziger Arita Baaijens – over haar pleidooi om de natuur in ontwerpprocessen een stem te geven – en geograaf Josse de Voogd en zijn oproep om in elk gebied en op elke plek rekening te houden met de sociale en culturele gelaagdheid.
Fotograaf Rubén Dario Kleimeer ging naar de Almeerse zelfbouwwijk Oosterwold, misschien wel hét project waar het common-denken in de praktijk wordt gebracht. Het motto daar: iedereen is welkom om zijn droom te realiseren, maar in ruil moeten zij samen alles zelf regelen. Hoe komt dit collectieve denken tot uiting in het landschap, de openbare ruimte, de architectuur? Dario Kleimeer laat het u zien.