Een zoektocht naar verschillende strategieën en verschijningsvormen van optimisme binnen architectuur en stedenbouw.
Ondanks klimaatcatastrofes, toenemende ongelijkheid en groeiende geopolitieke instabiliteit, blijft de architectuur op een koppige wijze optimistisch over de toekomst. Meer nog, ze ziet zichzelf doorgaans als de discipline bij uitstek om de maatschappij een uitweg te wijzen uit rampspoed. Optimisme lijkt een heuse ‘strategie’ die in sterke mate de architecturale en stedenbouwkundige praktijk bepaalt. We kunnen ons moeilijk een andere – en hopelijk betere – gebouwde toekomst inbeelden als we er niet optimistisch over zijn en er zelf in geloven.
Dit nummer van OASE wil scherpstellen op de specifieke positie van het optimisme binnen architectuur en stedenbouw. Waar gaat het schuil in het ontwerp- en bouwproces, in welke omstandigheden steekt het de kop op en waardoor wordt het buitenspel gezet? Hoe veranderen de praktijken van ontwerpers onder het juk van het optimisme? Hoe manifesteert de vrijmoedige keuze voor optimisme zich in projecten? En hoe volhardend is het immer goedmoedige optimisme in het aanschijn van een wispelturige werkelijkheid?
Een zoektocht naar verschillende strategieën en verschijningsvormen van optimisme binnen architectuur en stedenbouw.
Ondanks klimaatcatastrofes, toenemende ongelijkheid en groeiende geopolitieke instabiliteit, blijft de architectuur op een koppige wijze optimistisch over de toekomst. Meer nog, ze ziet zichzelf doorgaans als de discipline bij uitstek om de maatschappij een uitweg te wijzen uit rampspoed. Optimisme lijkt een heuse ‘strategie’ die in sterke mate de architecturale en stedenbouwkundige praktijk bepaalt. We kunnen ons moeilijk een andere – en hopelijk betere – gebouwde toekomst inbeelden als we er niet optimistisch over zijn en er zelf in geloven.
Dit nummer van OASE wil scherpstellen op de specifieke positie van het optimisme binnen architectuur en stedenbouw. Waar gaat het schuil in het ontwerp- en bouwproces, in welke omstandigheden steekt het de kop op en waardoor wordt het buitenspel gezet? Hoe veranderen de praktijken van ontwerpers onder het juk van het optimisme? Hoe manifesteert de vrijmoedige keuze voor optimisme zich in projecten? En hoe volhardend is het immer goedmoedige optimisme in het aanschijn van een wispelturige werkelijkheid?