De tweejaarlijkse NAi-Ymere prijsvraag staat in 2009 in het teken van het Henry Hudson-jaar. 400 jaar geleden zette Henry Hudson namens de Verenigde Oost-Indische Compagnie voet aan wal op het huidige Manhattan en stichtte er Fort Amsterdam. Dit fort bood bescherming aan zijn inwoners, niet alleen door het bewoonde gebied te omsluiten, maar ook door de strategische positie als militaire vesting. Maar het creëerde ook ruimtelijke vrijheid, zodat de nederzetting uiteindelijk kon uitgroeien tot een wereldcentrum van een grote culturele diversiteit.
Kan een nieuw gebouw aan de post-industriële IJ-oevers van Amsterdam eenzelfde katalyserende werking hebben als het Fort Amsterdam destijds? Aan de hand van deze vraag ontdekten organisatoren en inzenders van de prijsvraag ‘Open Fort 400’ nieuwe mogelijkheden waarop architectuur kan bijdragen aan de culturele en economische ontwikkeling van het waterfront van Amsterdam-Noord.
De plannen van de vijf genomineerden van de prijsvraag worden uitgebreid getoond, en van een context voorzien door essays van Kate Orff en Merijn Oudenampsen.
De tweejaarlijkse NAi-Ymere prijsvraag staat in 2009 in het teken van het Henry Hudson-jaar. 400 jaar geleden zette Henry Hudson namens de Verenigde Oost-Indische Compagnie voet aan wal op het huidige Manhattan en stichtte er Fort Amsterdam. Dit fort bood bescherming aan zijn inwoners, niet alleen door het bewoonde gebied te omsluiten, maar ook door de strategische positie als militaire vesting. Maar het creëerde ook ruimtelijke vrijheid, zodat de nederzetting uiteindelijk kon uitgroeien tot een wereldcentrum van een grote culturele diversiteit.
Kan een nieuw gebouw aan de post-industriële IJ-oevers van Amsterdam eenzelfde katalyserende werking hebben als het Fort Amsterdam destijds? Aan de hand van deze vraag ontdekten organisatoren en inzenders van de prijsvraag ‘Open Fort 400’ nieuwe mogelijkheden waarop architectuur kan bijdragen aan de culturele en economische ontwikkeling van het waterfront van Amsterdam-Noord.
De plannen van de vijf genomineerden van de prijsvraag worden uitgebreid getoond, en van een context voorzien door essays van Kate Orff en Merijn Oudenampsen.